Column: De stijl van Maud Megens

Column
Column: De stijl van Maud Megens

Met een mooie stijl win je geen wedstrijden – ik weet het – maar als je bijna een week lang dag in dag uit urenlang naar waterpolowedstrijden tuurt, dan is het plezierig als de bewegingen een zekere schoonheid hebben.

Foto: Beeldboot / Gertjan Kooij

Op het WK wordt het uiterste gevraagd van alle speelsters. Hoe houden die lijven zich bij zo’n uitputtingsslag? Het vertaalt zich in verschillende stijlen. Zo ziet de zwemslag van de Française Marie Claire Zozeau eruit alsof ze drie kuub hout aan het kloven is voor de tuinkachel. Puur op kracht gaat het nog best snel, maar soepel oogt het niet. De Hongaarse midvoor Edit Goulash is een wereldspeler, maar qua bewegingen heeft ze wel wat weg van een onontdekte diersoort uit ‘Freek in het wild’. Kelly McNogwat uit Canada lijkt op een oude Opel Kadett die hortend en stotend met een kapotte koppelingsplaat van z’n plaats komt. Vanaf z’n derde versnelling rijdt het ding enigszins soepel en bereikt het heus z’n bestemming, maar elegant is anders. Dat geldt ook voor de dreiging van de Japanse Kotori Hupsaké. Alsof er een jute zak met tien kilo aardappelen aan haar benen hangt. En het hoofd van de Griekse Olga Niettemissos is ronduit weerzinwekkend. Ik weet het, het zegt niks over het karakter van het lieve kind en haar waterpolokwaliteit mag ik er al helemaal niet op beoordelen. Maar als Niettemissos schiet, kijkt ze alsof ze een wasmachine naar zolder tilt. 

Dan Maud Megens. Zij beheerst het sierlijke spel tot in de perfectie. Alleen al van de warming-up spat de souplesse af. Zie haar zwaaien. In slow motion zou ik er vioolmuziek onder monteren. Ze tovert een mysterieuze glimlach op haar gezicht. Er zit van alles in: verlegenheid, plezier, sympathie en vooral de ongenaakbaarheid van een kampioene. Haar spichtige bouw is wat atypisch voor een waterpoloster. Megens is met haar 1.83 meter lang van stuk en haar lijf is frêle. Met geen gram teveel vertrouwt zij op de kracht en wendbaarheid van haar pas eenentwintigjarige lichaam. Haar zwemslag oogt vederlicht, alsof zij zich voortbeweegt in een bak vol eendendons. Haar techniek nadert de perfectie. De bal behandelt zij alsof zij aan ritmische gymnastiek doet, maar dan in het water. Gracieus werpt ze zich op, hoger dan wie dan ook, om daarna te blijven staan alsof ze haar keukentrapje op de bodem heeft gezet van het Alfréd Hajós zwembad. Een oogstrelende dreiging volgt. Oogstrelend mooi en dodelijk tegelijk. Het wekt verwarring, verdedigers zakken naar de bodem, hoe houdt ze dit vol? Dan het zuivere schot of de sublieme boogbal.      

Met een mooie stijl win je geen wedstrijden – ik weet het – maar als ik een waterpolobal was, dan hoopte ik dat ik belandde op de rechterhand van Maud Megens.