Column Iefke van Belkum: ”Help, mijn kind wordt (top)sporter"

Column
Column Iefke van Belkum: ”Help, mijn kind wordt (top)sporter"

Voor Vanaf De Zijlijn schrijft ex-international en ZVL-HAWABO speelster Iefke van Belkum regelmatig een column.

 

Dan opeens wordt er tegen je dochters gezegd dat het goed zou zijn om één ochtend in de week van 5:30 uur tot 7:00 uur te trainen. Al snel worden het meer ochtenden en kan je als ouder elke morgen om 5:00 uur opstaan. Mijn ouders waren er zelf ook mee opgegroeid, maar ik durf te wedden dat ze stiekem wel eens hoopten dat we het vanzelf zat zouden zijn. Wel moesten wij zelf onze wekker zetten om op tijd te vertrekken, want wij wilden toch zelf deze training doen. Elke ochtend hoorden ze onze wekkers en hadden zich vast graag nog een keer omgedraaid om langer te slapen. Snel blijkt dat dit tijdstip jonge meiden niet zwaar valt en we (vrijwel) altijd echt zin hebben om te gaan. Hun eigen doelstelling, namelijk voldoende slaap krijgen als ouder, werd jarenlang ondergeschikt aan onze wens om te trainen.

Dit is slechts een simpel voorbeeld waar onze wensen belangrijker werden dan die van hun. Was het ooit te gek? Volgens mij niet. Gelukkig deden ik en mijn zussen dezelfde sport, maar ik weet niet eens zeker of dat een praktisch voordeel was, gezien de verschillende leeftijdsgroepen.

Bovenstaand is wat elke ouder met een sportend kind zal doormaken op een bepaald moment. Jouw kind heeft bepaalde dromen en jij zet je eigen belangen opzij om hem of haar te faciliteren in alles. Langs een koud hockeyveld, in een bloedheet zwembad, de stinkende manege of overvolle sporthallen, jij staat klaar. Mijn ouders hadden het “geluk” dat het niet alleen bij sporten voor het plezier bleef, maar ook topsport in beeld kwam. Afstanden werden veel groter, het aantal trainingen hoger, de eisen strenger en de verwachtingen aan alle kanten bijna buitenaards. Daarnaast de mooie taak om ook de maatschappelijke kanten van het leven niet uit het oog te verliezen voor je kinderen, want het grootste gedeelte van de kinderen redt het niet in de topsport en zal op zoek gaan naar werk na zijn of haar studie. Geen idee waar ik nu had gestaan als ze niet dagelijks aan mijn hoofd hadden “gezeurd” over school.

Ik denk dat mijn ouders het heel leuk vonden dat ik topsport bedreef, maar ik weet ook zeker dat het niet altijd makkelijk was. Ik heb nooit het gevoel gehad dat zij het belangrijk vonden of ik het goed of slecht deed, maar het moest vooral zijn wat ik zelf wilde. Ik vond presteren overigens wel heel belangrijk. En zij gaven mij alle mogelijkheden om het maximale uit mezelf te halen. Niet alleen in het zwembad, maar ook op school, muziekles, turnen en volgens mij heb ik zelfs op paardrijden gezeten ergens in een ver verleden. Wat zij wel belangrijk vonden: plezier en discipline. Als je iets doet wat je leuk vindt, moet je daar ook bepaalde keuzes voor maken. Niet allemaal even leuk, maar noodzakelijk voor de doelen, die ik al van jongs af aan van de daken schreeuwde.

Faciliteren in alles is eigenlijk de kern. Gezonde maaltijden op tafel, taxi ritjes daar waar nodig, bijlessen op school en zo nu een dan een aai over je bol of een schop onder je kont. Als topsporter kom je in een heel onzeker klimaat terecht. Overal wordt je beoordeeld en vergeleken. Door coaches, trainers, andere kinderen en andere ouders. Mijn ouders hebben me vast ook regelmatig vergeleken met anderen, maar dat hebben ze goed verborgen gehouden, zoals het in mijn ogen ook hoort. Als ik afviel voor een belangrijke selectie werd er niet geklaagd over of het feit of het terecht was of niet, maar alleen gesproken over de weg ernaartoe. Had ik er alles aan gedaan? Dat was namelijk belangrijker dan het resultaat. Wilde ik nog steeds topsporter blijven en Olympisch goud halen? Zo ja, dan moest ik keihard blijven werken en doorgaan zolang ik het leuk vond. Natuurlijk waren er wel eens tijden dat ik het niet meer zag zitten. Dan zorgden ze ervoor dat ze me hielpen herinneren waarom ik het allemaal zo leuk vond en wat ik voor ogen had. Want plezier gaat hand in hand met presteren dat weet ik echt zeker.

Ik train nu zelf jonge meiden en zie wekelijks allemaal meiden die enorm veel plezier halen uit waterpolo. Ieder maakt doelstellingen voor zichzelf, net als ik toen deed. Ik besef nu wel steeds vaker dat er veel verschillende soorten ouders zijn. Iedereen met de beste bedoelingen voor hun kinderen. Topsport is niet voor iedereen weggelegd. En veel kinderen willen het zelf niet eens óf weten op jonge leeftijd nog niet of ze het wel of niet willen. Grote talenten haken regelmatig af als ze merken dat ze andere dingen leuker vinden. Dit lijkt natuurlijk zonde, maar daartegenover staan hele harde werkers die het uiteindelijk wel halen vanwege hun doorzettingsvermogen en intrinsieke motivatie om te slagen.

Het kind zelf maakt dus de doelstelling en bepaald ook tot waar hij of zij wil gaan. Op zich logisch gezien het feit dat hij of zij voor een groot deel van het werk zal moeten opdraaien. Kinderen kunnen heel goed zelf uitvinden en bepalen wat ze leuk vinden en wat ze hiermee willen bereiken. En we willen als ouders toch vooral dat onze kinderen dingen doen waar ze zelf gelukkig van worden? Ik ben blij dat mijn ouders hun eigen wensen opzij hebben gezet voor de mijne en adviseer elke ouder dat ook te doen. Zorg voor alle bijzaken, liefde en soms een preek, maar houd het daarbij en laat de rest lekker aan hun zelf over om te ontdekken.

Ben trouwens benieuwd of ik hier over een paar jaar nog steeds zo over denk wanneer mijn dochter vraagt of ze alsjeblieft om 5.30 uur mag gaan trainen, maar dan helpt vast iemand mij herinneren dat ik dit geschreven heb en mijn wens tot slaap vanaf dat moment niet meer belangrijk is ;-).

Bron: Vanaf De Zijlijn