Oud-waterpoloër Max van Gelder is zaterdag op 95-jarige leeftijd overleden. Hij was de laatste nog levende speler van het team dat in 1950 Europees kampioen werd. Ook deed hij mee aan de Olympische Spelen in 1952.Twee jaar geleden schreef Richard Schoonderwoert een mooi artikel over hem in de ManMeer! Ter nagedachtenis aan Van Gelder plaatsen we hieronder dat artikel opnieuw.
Het bewogen sportleven van Max van Gelder
Tekst: Richard Schoonderwoert
Hoe het lot de sportieve carrière van Max van Gelder bepaalde. Dat zou de ondertitel kunnen zijn van een boek over het leven van de voormalige waterpolo-international. Persoonlijke drama’s en sportieve successen wisselen elkaar af, met de gespannen politieke situatie van de jaren veertig en vijftig als decor. Anno 2017 is de bijna 93-jarige Van Gelder de enige nog levende speler van het team dat in 1950 Europees kampioen werd.
Dankzij zijn goede conditie overleefde Max van Gelder als jongeman de verschrikkingen van de Tweede Wereldoorlog. Op zijn tachtigste won hij als zwemmer nog meerdere gouden medailles in zijn leeftijdscategorie tijdens de Pan Pacific Games in Australië. Daartussen zit een bewogen leven, waarbij de sport altijd een centrale rol heeft gespeeld. In zijn seniorenflat in Heerenveen vertelt hij zijn levensverhaal.
Ambulancechauffeur
Geboren in 1924 in Batavia, het huidige Jakarta, deed hij als kind aanvankelijk aan voetbal. Maar nadat hij op zijn dertiende een blessure opliep als gevolg van een schop tegen zijn knie, ging hij zwemmen. “Als ik zou blijven voetballen bestond het gevaar dat het gewricht zou verstijven. Zwemmen was minder belastend en niet zo blessuregevoelig.”
Hij sloot zich aan bij Zwem Vereniging Manggarai, vernoemd naar een wijk in Batavia. Daar speelde hij aanvankelijk als doelman in het derde waterpoloteam, maar door een speling van het lot belandde hij op een cruciaal moment in de hoofdmacht. Van Gelder: “Ons eerste speelde tegen Triton om het kampioenschap van Java. Maar de keeper kreeg een motorongeluk en ons tweede team speelde een uitwedstrijd. Toen moest ik in het doel. Dat deed ik zo goed dat ik meteen in het eerste zat.”
Dat was in 1939. Van Gelder was toen vijftien. In mei 1940 zou hij naar Nederland reizen om te gaan studeren. Vlak voor zijn vertrek bezetten de Duitsers Nederland en moest hij in Batavia blijven. Maar ook Indië bleef niet buiten schot. De Japanners vielen de kolonie binnen en alle Nederlanders werden geïnterneerd in kampen. Vanaf maart 1942 zat Van Gelder drieënhalf jaar gevangen. “Toen ik het kamp inging woog ik 81 kilo, toen ik eruit kwam nog maar 48.”
Twee dagen na de capitulatie van Japan op 15 augustus 1945, riep Soekarno de Republik Indonesia uit. Het koloniale tijdperk was voorbij en een explosie van volkswoede keerde zich tegen alles wat buitenlands was. Geallieerde troepen om de orde te bewaren waren er nog niet. Van Gelder: “Wij kwamen uit het kamp en toen moest de Jap ons beschermen tegen de Indonesiërs, terwijl we juist door de Jap in het kamp waren beland.”
In deze gewelddadige tijd, die bekend is komen te staan als de Bersiap-periode, verloren veel Nederlanders en Indonesiërs die ervan verdacht werden pro-Nederlands te zijn, het leven. Ook de vader van Max van Gelder verdween. Zijn lot is nooit duidelijk geworden. Van Gelder zelf wist een baan te krijgen als ambulancechauffeur. In mei 1946 slaagde hij erin aan te monsteren op hospitaalschip De Oranje. Als werkend passagier reisde hij naar Nederland. Zijn vriendin, later zijn vrouw, smokkelde hij mee op het schip. “Pas op zee maakte ik bekend dat zij ook aan boord was.”
Treinongeluk
In Nederland vond Van Gelder onderdak bij een oom in Amsterdam. Hij kreeg de eerste drie maanden 100 gulden van de regering om een nieuw leven op te starten. Daarna moest hij het geld terugbetalen. Daarvoor verhuisde hij naar Den Haag, waar hij werk had gevonden als verzekeringswiskundige. In de Hofstad belandde hij bij HZ&PC. “Den Haag was een Indisch bolwerk en dus die club ook. Ik deed daar niet alleen aan waterpolo, maar ook aan schoonspringen en zwemmen.”
In 1948 zat Van Gelder in de Haagse zwemselectie die trainde voor de Olympische Spelen in Londen. Er waren in die tijd nog geen centrale bondstrainingen; de trainingen werden gecoördineerd per stad. Nadat zijn vrouw een miskraam kreeg, trok Van Gelder zich terug. Daarna koos hij definitief voor het waterpolo.
Daar herhaalde de geschiedenis zich op een wrede manier, waardoor Van Gelder eerste doelman werd bij HZ&PC. Van Gelder: “Ik keepte aanvankelijk in het tweede. Pietje Salomons was onze eerste keeper. Hij was ook reservekeeper bij het Nederlands team. Maar Pietje kreeg een treinongeluk waarbij hij beide benen verloor. Niet veel later heeft hij zich van het leven beroofd.”
Trofeo d’Italia
Van Gelder werd eerste goalie van de Haagse club, waarmee hij in de jaren vijftig zeven keer landskampioen zou worden. Al kort na zijn debuut speelde hij zich in de kijker van het Nederlands team. In 1949 werd hij geselecteerd voor de Trofeo d’Italia, een prestigieus toernooi gespeeld in Genua en Turijn, tussen de zes beste landen van de Olympische Spelen van een jaar eerder.
Het duel tegen Italië liep volledig uit de hand. De thuisploeg was in Londen Olympisch kampioen geworden en hoopte dat succes voor eigen publiek nog eens dunnetjes over te doen. Maar in de openingswedstrijd tegen Nederland kwamen ze met 4-1 achter. Van Gelder: “Een van de Italiaanse spelers, Pandolfini, werd knettergek en sloeg onze midachter voor pampus. De wedstrijd werd gestaakt en ook niet meer uitgespeeld. Italië claimde de zege want wij waren uit het water gestapt, maar uiteindelijk kregen wij een reguliere overwinning van 4-1.”
Nederland won ook de overige wedstrijden en daarmee het toernooi. Van Gelder: “Als verzoening kregen we een accolade en een fijne zoen van iedere Italiaan, je weet wel, zoals Italianen doen. Dat ging niet van harte, maar ze moesten wel.”
Het waren de laatste internationale wedstrijden die werden gespeeld in stilstaand waterpolo. Daarna werd de regel ingevoerd dat je je als speler ook tijdens dode spelmomenten mocht verplaatsen. Hierdoor werd het spel een stuk dynamischer. Van Gelder: “Dat was in het voordeel van Nederland, want wij hadden een heel snelle ploeg. Gerrit Bijlsma zwom minder dan een seconde van het wereldrecord op de 100 meter. Dat stond toen op naam van Alex Jany, een Fransman.”
Roeiboten
Van Gelders rol tijdens de Trofeo d’Italia bleef beperkt tot die van bankzitter. Hij debuteerde in Oranje in februari 1950 tegen Denemarken, merkwaardig genoeg als midachter. De met 19-4 gewonnen wedstrijd vond plaats tijdens een toernooi in Norrköping, als voorbereiding op het Europees kampioenschap dat later dat jaar zou plaatsvinden in Wenen. “Met z’n tienen in een Volkswagenbusje gingen we naar Zweden”, herinnert Van Gelder zich. Een jaar later brachten de Zweden een tegenbezoek. De wedstrijd zou in Groningen plaatsvinden ter gelegenheid van de opening van een nieuw zwembad. “Maar het was een strenge winter en het bad was nog niet klaar, waardoor de wedstrijd gehouden werd in een vijver in het park. De scheidsrechters zaten in roeiboten en wij zwommen tussen de zwanen. Daar moest je nog voor uitkijken ook, want die beesten hadden net jongen gekregen.”
Trainingspak
Twee maanden voor het Europees kampioenschap bedankte doelman Joop Rohner voor het nationale team omdat hij ging emigreren naar Australië. “We hadden geen reservekeeper en toen heb ik aangeboden om zijn plaats in te nemen”, vertelt Van Gelder. “Zo belandde ik in de basis.”
Met een stadsbus van de Noord-Brabantse busmaatschappij reisden de waterpoloërs en zwemmers af naar Wenen. “Dat had de bond geregeld. We konden mee als we 150 gulden betaalden. Dat moesten we maar bij elkaar zien te sprokkelen. De overgebleven plekken werden opgevuld met familie van scheidsrechters en officials, om de kosten wat te drukken.”
Het EK werd een ongekend succes. Nederland werd in Wenen ongeslagen Europees kampioen. Van Gelder groeide uit tot beste doelman van het toernooi. Ruud van Feggelen werd topscorer met liefst 34 doelpunten. “Dankzij ons”, nuanceert Van Gelder. “Wij waren als achterhoede niet te kloppen. We speelden met een man voor de midvoor. Dat was Nijs Koorevaar. Dat was een nieuwe tactiek. En het nieuwe systeem waarbij veel gezwommen moest worden, waren andere ploegen ook niet gewend. Ik kon als keeper altijd de bal kwijt aan Cor Braasem aan de linkerkant of Gerrit Bijlsma op rechts. En pas dan ging de bal naar Ruud, die hem moest afmaken. Ruud was niet zo’n beste zwemmer. Hij bleef veel voorin liggen en vertrouwde op ons achterin.”
De slimme spelstrategie was volgens Van Gelder niet toe te schrijven aan bondscoach Frans Kuijper. “Frans Kuijper was een goede trainer, maar van tactiek had hij geen verstand. Bij de wedstrijdbespreking vroeg hij steevast: Jongens, wat gaan we doen? Max, wat denk jij ervan?”
Behalve de vijf genoemde spelers behoorden ook Joop Cabout en Frits Smol tot het winnende zevental. Nadat Nederland de titel had binnengesleept, ging men bij Van Gelders werkgever met de pet rond om een bloemetje te kopen voor de kersverse Europees kampioen. Dat leverde maar liefst 22 gulden en 95 cent op; zoveel dat er best wat meer inzat dan alleen een bloemetje en men besloot van het geld een mooi trainingspak te kopen. Van Gelder: “Na de Tweede Wereldoorlog was het textiel op de bon. Maar rond die tijd was het net in Den Haag vrijgegeven. Bij HZ&PC schafte men meteen nieuwe trainingspakken aan, maar ik kon dat niet betalen want ik was al mijn geld kwijt voor de reis naar Wenen. Dus dat nieuwe trainingspak was een mooi cadeau voor mij. Er kwam natuurlijk een bericht van in de krant. Dat had beter niet kunnen gebeuren want al een dag later kreeg ik een brief van de bond dat ik een half jaar was geschorst. Ik had goederen in natura aangenomen. Daardoor werd ik als professional beschouwd en dat was tegen de regels.”
De sanctie werd later teruggebracht tot drie maanden, anders zou Van Gelder een deel van het internationale seizoen missen met de nationale ploeg.
Koude Oorlog
Het Nederlands zevental was inmiddels een gevestigde naam in de wereldtop. Na de Trofeo d’Italia en het Europees kampioenschap was nu het vizier gericht op het hoogste doel: de Olympische Spelen van 1952 in Helsinki. “Dat ging op een andere manier dan nu,” herinnert Van Gelder zich. “Het moest allemaal zo goedkoop mogelijk. Het enige dat we van het NOC kregen was een blauw jasje en een grijze broek. De rest moesten we zelf regelen. Het vervoer ging ook op z’n janboerenfluitjes. De Spelen waren al bezig toen wij afreisden voor onze eerste wedstrijd. We moesten op woensdag spelen en op dinsdag vlogen we met een Moonliner van KLM naar Stockholm. Daar kwamen we in de nacht aan, want ’s avonds was het vliegen goedkoper. Het vliegveld was compleet uitgestorven toen we daar aankwamen en we moesten overnachten in een hangar. De volgende ochtend namen we een vlucht naar Helsinki, waar we direct naar bed gingen om te rusten, want ’s middags moesten we onze eerste wedstrijd spelen tegen de Sovjet-Unie. Die wonnen we met 3-2.”
Het Nederlands optreden in Helsinki is vooral bekend geworden om de beruchte confrontatie met Joegoslavië. De equipe van Frans Kuijper won de poulewedstrijd, maar na het duel ging de Balkanploeg in beroep tegen een doelpunt dat ze zelf hadden gemaakt. Het protest werd toegekend en de wedstrijd moest worden overgespeeld. De uit het veld geslagen Nederlanders verloren en waren uitgeschakeld voor de strijd om de plaatsen 1 tot en met 4. Van Gelder was bij het gewraakte incident betrokken: “Er was een scrimmage voor mijn doel. Nijs Koorevaar blokkeerde de midvoor en ik pikte de bal voor de neus van die speler weg. De Belgische scheidsrechter De la Haye gaf de midvoor een vrije bal. Ik gaf de bal met m’n stomme kop aan die Joegoslaaf, die hem meteen in het doel gooide. Het doelpunt werd goedgekeurd, maar wij wonnen de wedstrijd met 3-2. Daarna protesteerden ‘de Joegs’ omdat de scheids de regels verkeerd had uitgelegd.”
Volgens Van Gelder werd Oranje het slachtoffer van een politiek spel. “Het hele Oostblok schaarde zich achter Joegoslavië. Vooral de Russen bleven kankeren. Waarom ze dat deden? Het was de Koude Oorlog en de verhouding tussen de Sovjet-Unie en het niet-communistische Finland was nogal gecompliceerd. De Russen hadden er wel baat bij als de Olympische Spelen in Helsinki niet zo succesvol waren vanwege wat schandalen. De technische commissie van de FINA heeft de hele nacht vergaderd. Onze chef de mission Karel Lotsy deed wat hij kon, maar uiteindelijk kregen de Russen hun zin.”
Vier dagen later moest de wedstrijd worden overgespeeld. “Aanvankelijk wilden we dat niet, maar om Finland geen slechte naam te bezorgen deden we het toch maar. Voor het begin van de wedstrijd hoorde ik de Joegoslavische aanvoerder tegen de Zweedse scheidsrechter zeggen dat het met zijn carrière zou zijn gedaan als zij niet zouden winnen. De scheidsrechter floot vervolgens elke aanval van ons af en we verloren met 2-1.”
In Nederland leefde men intens mee met de waterpoloploeg. De krantenkoppen werden per wedstrijd groter. Toen koningin Juliana terugkwam van haar vakantie schijnt het eerste te zijn geweest wat ze aan de grens vroeg, hoe de waterpoloërs het hadden gedaan. Op de Dam in Amsterdam en op andere grote pleinen stonden grote luidsprekers opgesteld, waar duizenden mensen luisterden naar de radioverslagen van het waterpolo. “Toen de nieuwsdienst in Hilversum een keer een minuut voor tijd een uitzending afbrak, was heel Nederland woest,” weet Van Gelder.
Na de teleurstellende uitschakeling op de Spelen werden de waterpoloërs als helden binnengehaald. “Bij terugkomst in Nederland konden we niet van het vliegtuig naar de aankomsthal lopen. Zoveel publiek stond er. Ze hebben ons in een bus moeten laden om naar de ontvangsthal te brengen.”
Met bloed besmeurde vlag
De waterpoloërs wilden vier jaar later hun revanche, maar die werd hun niet gegund. Opnieuw zaten de internationale politieke verhoudingen het Nederlands zevental in de weg. Kort voor de Olympische Spelen in Melbourne viel de Sovjet-Unie Hongarije binnen. Het Nederlands Olympisch Comité vond het ongepast dat Nederlandse sporters op de Spelen zouden moeten strijden tegen Russische sporters en eventueel eer zouden moeten bewijzen aan de “met bloed besmeurde Russische vlag”. Enkele dagen voor de waterpoloërs naar Australië zouden vertrekken, besloot het NOC tot een boycot van de Spelen. Van Gelder: “De ouderen binnen onze ploeg zijn er toen direct mee gestopt. Dat gold ook voor mij. In 1960 heeft de toenmalige bondscoach Cor Braasem me nog gevraagd terug te keren. Maar mijn vrouw was net overleden en ik zat met twee kleine kinderen, dus ik ben niet op die uitnodiging ingegaan.”
Later betuigde NOC*NSF haar spijt over deze overhaaste beslissing. Eind vorig jaar – 60 jaar na dato – kregen alle nog levende gedupeerde Nederlandse sporters vanuit Hongarije nog een herinneringsmedaille.
Al in de oorlog tijdens zijn verblijf in het Jappenkamp had Van Gelder in het geheim lessen gevolgd voor arts. Later volgde hij een cursus heilgymnastiek en sinds 1960 mocht hij zich fysiotherapeut noemen. In 1964 was hij begeleider van de Olympische afvaardiging van HZ&PC tijdens het NK dat in Den Haag werd gehouden. Hij had onder anderen Erica Terpstra behandeld, die prompt een Nederlands record zwom. Van Gelder: “Zij liep dansend en gillend door het zwembad. Dat was een mooi visitekaartje voor mij. Daarna ben ik door de bond gevraagd en werd ik fysiotherapeut van de Nederlandse Olympische ploeg. Op de Spelen in Tokyo had ik ook boksers, volleyballers, hockeyers, waterpoloërs en judoka’s onder handen. Sporters als Anton Geesink en Ada Kok. Ik was daar de enige sportmasseur. Later zag je er steeds meer. Uiteindelijk heb ik in die rol vier Olympische Spelen meegemaakt.”