Zondag beginnen de Oranjedames aan hun EK. Op jacht naar goud en daarmee plaatsing voor Tokio. In ManMeer! keken we terug en vooruit met routiniers Nomi Stomphorst, Sabrina van der Sloot, Dagmar Genee en Vivian Sevenich die de twee voorgaande Olympische cycli voortijdig zagen stranden. Is drie keer scheepsrecht?
Oranjeroutiniers op jacht naar Olympisch ticket
Ze zijn al jaren een vaste waarde in Oranje en wonnen een karrenvracht aan medailles op EK’s en WK’s. Vivian Sevenich (26), Sabrina van der Sloot (28), Nomi Stomphorst (27) en Dagmar Genee (30) zijn met recht de routiniers van het huidige Oranje. Ze maakten alles mee, maar de Olympische Spelen zijn tot nu toe steeds onbereikbaar gebleken. Die droom hopen ze in hun derde Olympische cyclus wel waar te maken.
Dagmar Genee is de meest ervaren van het stel. Een half jaar voor de Olympische Spelen in Beijing (2008) debuteerde ze op het EKT in Amsterdam. De ploeg was toen al geplaatst voor de Spelen waar uiteindelijk goud werd gewonnen. De piepjonge Genee viel echter af en vertrok voor een studie naar Amerika. Daardoor speelde ze in 2013 op het WK in Barcelona pas haar eerste grote toernooi en miste ze de route naar Londen (2012). Nomi Stomphorst, Vivian Sevenich en Sabrina van der Sloot doorliepen die route wel. Ze waren nog jong en naar eigen zeggen naïef en zagen die weg doodlopen op het OKT in Triëst. Vier jaar later was Oranje een ploeg van wereldklasse, maar bezweek het in cruciale duels onder de druk en was het OKT in Gouda het eindstation.
“In Italië win je niet zomaar van Italië”
Nu tikt de tijd opnieuw. De komende drie maanden zijn cruciaal voor de ploeg van Arno Havenga. Op het EK in Budapest ligt er slechts één ticket voor Tokio klaar. En de concurrentie is moordend. Je wordt in het huidige deelnemersveld niet zomaar Europees kampioen. De laatste jaren worden de Europese prijzen telkens tussen zes landen verdeeld. Je kan het ene toernooi floreren, terwijl je het volgende roemloos moet verlaten. Het OKT in maart staat daarom ook al met blokletters genoteerd in de agenda van de regerend Europees kampioen. Mocht het ticket niet in de Hongaarse hoofdstad worden bemachtigd, dan dient Oranje voor het OKT af te reizen naar het Italiaanse Triëst; precies naar de plek waar het in 2012 misging. Stomphorst, Sevenich en Van der Sloot waren er bij en hielden er een vervelende smaak aan over. “Het was in een periode dat we goed waren, maar nog niet zo goed als nu. We speelden nog niet structureel om de medailles, maar dat toernooi speelden we sterk. Ook de beslissende wedstrijd tegen Italië. Maar ja, in Italië win je niet zomaar van Italië, dat is inmiddels wel bekend”, zegt Stomphorst. Zij doelt op het feit dat de Italiaansen in cruciale wedstrijden bovengemiddeld vaak worden bevoordeeld door de arbitrage. Zo ook in 2012. Italië kreeg elf man-meers, Nederland slechts drie. Dat is niet in verhouding. Velen zeggen dat dat sportpolitieke redenen heeft.
“Op de momenten dat we er moesten staan, stonden we er niet”
Aan het OKT in Gouda (2016) denkt het viertal ook met weinig plezier terug. “Het verschil met 2012 was dat we in 2016 zelf ondermaats presteerden. In 2012 lag het aan de scheidsrechter, in 2016 aan onszelf”, meent Sevenich. Extra zuur omdat het team de jaren voorafgaand aan dat OKT ijzersterk was. Tot 2014 leek de ploeg op grote toernooien een abonnement te hebben op de plaatsen 5 tot en met 8, maar daarna werden er ook daadwerkelijk medailles gewonnen. Het laatste jaar voor de Olympische Spelen van Rio ging het team dan ook met veel vertrouwen in. Op het EK in Belgrado (2016) was Nederland oppermachtig. In de finale was het de favoriet voor goud. Dat had plaatsing voor Rio betekend, maar Hongarije troefde Oranje in de eindstrijd op felheid en vernuftigheid af. “Daar hebben we het zelf weggegeven, net als op het OKT een paar maanden later. Op de momenten dat we er moesten staan, stonden we er niet. Dat was heel zuur”, vertelt Stomphorst.
Ze hebben er inmiddels een streep onder kunnen zetten, al kostte de sof in Gouda wel enkele maanden hersteltijd. “Het was niet fijn om de Olympische Spelen van Rio op tv te volgen. Daar hadden wij bij moeten zijn. Maar na een tijdje lukte het door te beseffen wat we als team allemaal wél hadden bereikt. Er zit zoveel potentie in dit team. Ik vond het zonde om dat op te geven.” Sevenich en Van der Sloot zeggen ook nooit getwijfeld te hebben of ze wel door moesten gaan. “Van jongs af aan droom ik van de Olympische Spelen. Ik geloof in dit team, denk echt dat we goud kunnen winnen. En bovenal vind ik het spelletje gewoon nog veel te leuk. Zolang die droom dus leuk blijft, geef ik niet op”, zegt Van der Sloot. Genee zat daar aanvankelijk anders in. “Ik had Rio echt als eindstation in m’n hoofd zitten. Daarna zou ik gaan werken aan m’n maatschappelijke carrière. Maar met zo’n domper wilde ik mijn tijd bij Oranje niet afsluiten. Ik nam me voor er in ieder geval een jaar aan vast te plakken en dan te kijken hoe het voelde.” Ondanks de teleurstellende negende plek op het WK in Budapest (2017) besloot de huidige aanvoerder door te gaan. “Ik voelde me steeds sterker en fitter worden. En ik voel dat er nog steeds rek in zit. Ik kan nog best wat betekenen voor dit team. Ondanks het niet halen van Rio, vond en vind ik het waard. Het leven als topsporter brengt je hele mooie dingen. Zolang dat overheerst en het fysiek goed gaat, zou ik gek zijn om het op te geven.”
Kwalificatie is geen vanzelfsprekendheid
Na Gouda ging de knop dus weer ‘gewoon’ om en nu, aan de vooravond van het EK in Budapest, nadert hun derde Olympische missie z’n ontknoping. Toch wil het viertal het niet te beladen maken. “Ja natuurlijk zijn de Olympische Spelen het einddoel, maar er zijn zoveel mooie tussenstations met EK’s, WK’s en World League wedstrijden. Die zijn op dat moment het belangrijkste”, aldus Stomphorst. “De Olympische Spelen lijken me geweldig en ik wil er dolgraag naartoe, maar door het missen van Londen en Rio heb ik wel geleerd om ook van het tussenliggende proces, de andere toernooien en het trainen met meiden die veel meer zijn dan teamgenoten te genieten”, zegt Sevenich. “Dat doe ik bewust, juist omdat het zo moeilijk is om naar de Spelen te gaan. Dat zie je niet alleen in onze sport, maar bijvoorbeeld ook bij de volleybal- en handbaldames. Nergens is kwalificatie meer een vanzelfsprekendheid. Het ligt gewoon heel dicht bij elkaar. Je kan nog zo goed spelen, het kwartje kan gewoon de verkeerde kant op vallen. Juist omdat we dat al twee keer hebben meegemaakt, zijn we realistisch genoeg om te beseffen dat het nog een keer fout kan gaan. Ons kwalificeren voor de Olympische Spelen is daarmee misschien nog wel moeilijker dan er uiteindelijk een medaille winnen. Je weet dat niet iedereen kan gaan. Dan zijn we niet pessimistisch, maar gewoon realistisch.”
Mocht Oranje zich in Budapest niet plaatsen, dan kunnen alle pijlen op het OKT waar nog drie tickets te verdienen zijn. Van de vier overgebleven sterke landen, zal er dan nog één moeten afvallen. “Het zal aankomen op een paar sleutelduels. Dan móeten we er staan.” Daarmee bedoelt Sevenich ten eerste de halve finale. “Win je die niet, dan draait het uit op de wedstrijd om de derde en vierde plaats”, rekent Sevenich voor. Het is te hopen dat Italië dan in het hol van de leeuw niet de tegenstander wordt. “Al ben ik ervan overtuigd dat we nu goed genoeg zijn om niet van scheidsrechters afhankelijk te zijn. Maar als het even kan speel ik in Italië liever niet tegen Italië inderdaad.”
Onderlinge kwalificatie
Tot die tijd is het een kwestie van keihard trainen en veel spelen. In december was Oranje nog drie weken op pad om in Montreal en New York te sparren tegen Italië, Rusland, Amerika en Canada. Iedereen wil bewijzen dat zij thuishoren in het team. Want stel dat de kwalificatie een feit is, dan ontstaat er weer een geheel andere dynamiek. Dan begint de onderlinge kwalificatie. Dan zijn de speelsters behalve elkaars collega ook even elkaars concurrent. “Dat wordt een behoorlijke strijd. We zijn zo aan elkaar gewaagd”, zegt Sevenich daarover. “We hebben inderdaad nog nooit zo’n brede selectie gehad. In het verleden speelden we de belangrijke wedstrijden nog wel eens met z’n achten, maar nu kunnen we doorwisselen zonder kwaliteit in te leveren”, meent Van der Sloot. “Het zal een bijzondere periode worden. Je wilt elkaar verbeteren, maar zelf wel de beste blijven”, zegt Genee. Sevenich: “Ja, je bent pas zeker van je plek als je het volkslied hoort. Tot die tijd moet iedereen er keihard voor knokken. Dat merk je ook in onderlinge wedstrijden. Daar moet je je laten zien. Dat zijn daarom harde potjes. Maar daar word je als individu en als team wel beter van.”
Nu of nooit?
En als het niet lukt? “Die kans bestaat ook”, is Genee eerlijk. “Van de zes Europese toplanden, zal eentje zich niet plaatsen. Met het EK erbij hebben we drie kansen om te zorgen dat wij dat niet zijn. Zijn wij het wel? Dan horen we er ook niet thuis.” In dat geval wordt de kans steeds groter dat de Olympische Spelen altijd een droom zullen blijven voor dit viertal. “Voor mij klopt dat zeker”, zegt Genee. “Ik zie mezelf niet nog vier jaar doorgaan.” De anderen zijn minder stellig. “Ik zie dit niet als een alles-of-niets poging”, aldus Sevenich. “Maar eerlijk is eerlijk… als het nu mis gaat, kun je je afvragen of het realistisch is om er nog een keer vier jaar alles voor opzij te zetten. De kans bestaat dat je op een gegeven moment uitgeselecteerd wordt of dat ik het zelf niet meer wil. Maar zover wil ik nu liever nog niet kijken. Tokio is voor nu echt niet een moment van stoppen of doorgaan.” Van der Sloot vult aan: “Eerst inderdaad de doelen voor dit jaar maar behalen. En als we dan naar Tokio gaan en het blijkt heel gaaf te zijn, dan wil ik vast nog een keer!”